Das Alte Frankfurt (1)

DAS ALTE FRANKFURT  (1)

Frankfurt ueber-den-daechern-der

Deutschland Danach

In de herfst van 2018 vond de feestelijke openstelling plaats van een van de meest omstreden binnenstadsprojecten uit de recente geschiedenis van Duitsland:  de fonkelnieuwe ‘Altstadt’ in het centrum van Frankfurt a/d Main. Op de plaats waar tot aan de verzengende vuurstorm van maart 1944, een historische gegroeide, burgerlijke ‘Altstadt’ floreerde, is vanaf 2012 een pittoreske ‘Kleinstadt’ verrezen met alle kenmerken van een toeristische UNESCO-site. Van de vijftienhonderd woonhuizen die er ooit stonden zijn er, tussen Dom en Römer, ter weerszijden van de historische Krönungsweg, slechts vijfendertig teruggekeerd, waarvan vijftien in de vorm van nauwgezet gereconstrueerde, ‘authentieke’ vakwerkhuizen, aangevuld met woningen met een meer eigentijds, quasi historisch c.q. postmodern vocabulaire. Argeloze bezoekers zouden zich kunnen wanen in een door de oorlog gespaarde, historische enclave, maar de schone schijn van authenticiteit bedriegt. De ‘neue Altstadt’ is een geraffineerde exercitie in nep, echt en namaak, een voorbeeld van eigentijdse binnenstadsontwikkeling op de glijdende schaal van Retro (fake-real), Repro (real-fake) en Imitatie (fake-fake)(Kuipers, 2011). En het zal niemand verbazen dat, net als  bij eerdere, grootschalige historische stadsreconstructies in Duitsland zoals die van Braunschweig, Berlijn, Münster of Dresden,  ook nu weer de verwijten van willekeur en geschiedvervalsing de kop opsteken. Duitsers, of het nu politici, architecten, historici of planologen zijn, hebben nog steeds moeite met de ‘zware last van pijnlijke herinneringen’ waar hun haastig opgeruimde steden, nog steeds zichtbaar onder gebukt gaan (Oswalt, 2018). En temidden van al die binnensteden neemt door haar positie in de politieke geschiedenis van Duitsland, die van Frankfurt, een bijzondere plaats in.

Het rumoer rond de even feestelijke als dure openstelling van de nieuwe ‘Altstadt’ laat zien dat het in Frankfurt niet enkel om een ‘grand projet’ gaat – in omvang, duur en vooral kosten vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Elbphilharmonie in Hamburg –  maar om een uitzonderlijke stedelijke ingreep waarvan niemand eigenlijk nog weet  – of wil weten – wie  het ooit heeft verzonnen en waarom het eruit ziet zoals het er nu feitelijk uit ziet: als een exclusieve,  binnenstedelijke ‘mall without walls’ in historiserende verpakking. Wat mij een paar maanden geleden tijdens een avondlijke stadswandeling vooral opviel waren niet zozeer de ambachtelijke kwaliteit van de architectuur of het stedenbouwkundig vernuft, maar vooral de verpletterende arrogantie van een stadsidylle die zich heeft losgemaakt zo niet bevrijd uit de ‘stroom van de geschiedenis’. Het is een stadswijk waar alle fantasieën over zowel het verleden als de toekomst van Frankfurt tot in de kleinste details zijn gesmoord en geneutraliseerd. Geen spoor van enige historische schroom, laat staan van behoedzame stadsvernieuwing in de geest van de ‘kritische Rekonstruktion’. Wel van gewiekst raffinement in het exploiteren van lokaal historische sentimenten, nationaal culturele herinneringen en vastgoed economische belangen. De (stadspolitieke) boodschap is duidelijk: met de openstelling van de vernieuwde ‘Altstadt’ is Frankfurt na bijna vijfenzeventig jaar eindelijk weer een ‘normale’ Duitse stad geworden.

Frankfurt Neue Altstadt die-vielfarbigkeit-die-nicht

‘Hier muss Hass heilig werden’

Die ogenschijnlijke ideologische leegheid staat in schril contrast tot de politieke lading van enkele bouwprojecten die in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog in de binnenstad van Frankfurt werden ontwikkeld. Feitelijk dateren de eerste debatten over de wederopbouw al uit de nadagen van het Derde Duitse Rijk. Directe aanleiding daartoe was de verbitterde strijd over de toekomst van het volledig verwoeste geboortehuis van Goethe, amper twee maanden na het bombardement. Architectuurhistoricus Wolfgang Voigt heeft in een bijdrage aan Die Zeit laten zien hoe de Nazi’s zich verzetten tegen de (lokale) roep om complete historische reconstructie en, in tegendeel, de ruïneuze staat van het historisch ensemble juist wilden gebruiken als ‘Mahnmal an die Verbrechen der Feinde’. En vanuit diezelfde gedachte van haat en wraak werd kort daarop ook het plan aangekondigd om de hele verwoeste binnenstad van Frankfurt integraal te conserveren als ruinenpark. In de Volkische Beobachter, het centrale orgaan van de NSDAP, verscheen onder de titel: ‘Was wird aus den Ruinen?’, een artikel waarin alle suggesties om Frankfurt am Main één op één terug te reconstrueren tot haar oorspronkelijke toestand,  resoluut van tafel werden geveegd. ‘Op dit moment van de geschiedenis moet men bereid zijn tot het radicale besluit om alles, wat gestorven is, in het graf met rust te laten. Alleen de uitgebrande symbolen van weleer – de restanten van een enkel kerkgebouw en historisch woonhuis – mogen als een onvergankelijke, hemeltergend symbool worden bewaard’. Voor de rest dienden alle, daartussen liggende puinhopen te worden opgeruimd en vervangen door grasperken. ‘Herausgekommen wäre’, aldus Voigt, ‘ein als lockeres Ruinenensemble gestalteter Themenpark, statt der Altstadt eine durchgrünte Nazi-Paraphrase des antiken Forum-Romanum’(Voigt, 2018).

In de komende (voorlopig) drie afleveringen van deze blog probeer ik een historisch-kritische blik te werpen op de respectievelijk culturele context, voorgeschiedenis en planning van een project dat door sommige critici al is weggehoond als een ‘aalgladde stadswijk met een ogenschijnlijk breukloze herhalingsarchitectuur’. Met andere woorden, wat hierna volgt is een soort ‘Trilogie des Scheiterns’, een verhaal in drie afleveringen over hoe historiserende stadsreconstructies in het moderne naoorlogse Duitsland, zich hebben ontwikkeld tot ‘sleutelmedia’ van anti-modernistisch, rechts-conservatief denken.

frankfurt-altstadt-img-0

Die Zeit der Improvisation

Onmiddellijk na het einde van de oorlog was het opruimen van het puin, naast het herstel van de infrastructuur en het regelen van geïmproviseerde woningen voor daklozen en vluchtelingen, de hoogste prioriteit. In de geschiedschrijving van de ‘Aufbauzeit’ wordt wel eens gesuggereerd dat de omvang van deze logistieke opgave er toe heeft geleid dat kwesties van de (collectieve) Duitse schuld en herinneringen aan het Nationaal Socialisme en de verschrikkingen van de oorlog, snel werden verdrongen. Dat zou men wellicht kunnen beweren voor de jaren vijftig, toen het Wirtschafswunder goed op gang was gekomen. Maar in die Schlechte Zeit –  de jaren vóór de geldhervorming van 1948 – , lagen de zaken gecompliceerder.  In recent sociaal- en vooral cultuurwetenschappelijk onderzoek worden de eerste jaren na de Duitse capitulatie juist voorgesteld als een moment van bijna schizofreen collectief gedrag: uiteenlopend van een ontstellende, massale onverschilligheid tot een onwerkelijk optimisme (van met name remigranten) over een ‘doorbraak’ naar maatschappelijke en politieke vernieuwing. Onderzoekers als Lutz Niethammer, Anne Fuchs, Robert Moeller, Ernestine Schlanter e.v.a. hebben overtuigend laten zien dat de Duitse bevolking in de jaren veertig en vijftig niet zozeer leed aan ‘collectieve geheugenloosheid’ maar veeleer aan allerlei vormen van  ‘selectief herinneren’ Niethammer, 1999). In deze jaren circuleerden er in Duitsland uiteenlopende ‘verhalen’ over het Duitse lijden, slachtofferschap, medeplichtigheid en individuele/collectieve schuld en verantwoordelijkheid (Fuchs, 2012). Ethische en morele kwesties die een cruciale rol speelden in heftige debatten over politieke vernieuwing en (her) educatie waar de morele schuldvraag vroeg om drastische, maar zelden doorgevoerde koerswijzigingen. Een specifiek terrein waar het in kwesties van continuïteit en/of vernieuwing bijzonder hard aan toe ging was dat van de (fysieke) wederopbouw, de strijd over de eerste plannen voor het herstel van de catastrofale verwoestingen die de luchtaanvallen van de geallieerden in de Duitse stadscentra hadden aangericht. En net als bij de geplande vernietiging in het kader van de ‘totale oorlog’ figureerde ook hier bij de wederopbouw, de historische (binnen) stad als symbool van Duitsland als cultuurland, icoon van Duitse identiteit.

Frankfurt Duitse Herfst DagermanngWI7aU9q53cGgqsf7IIV

Duitse Herfst

Belangrijke bronnen voor de geestelijke en mentale toestand in Duitsland direct na de ineenstorting van het Derde Rijk zijn de ervaringen en herinneringen van ‘literaire getuigen’ (Sem Dresden) maar vooral ook allerlei genres van literaire (non) fictie: (radio) boodschappen, hoorspelen, dagboeken, reportages, romans, verhalen en essays – die – ondanks verschillende stellingnames –  door hun stijl, taalgebruik en obsessies, symptomatisch zijn voor het ‘Situationspathos der Nachkriegszeit’ in Duitsland. Instructief voor het overheersend gevoel onder de Duitse bevolking, in een overgangstijd te leven en weerloos te zijn overgeleverd aan de grilligheden van een soort van improvisatiemaatchappij.

Over ‘pathos’ gesproken: in het slotmanifest van het eerste Schriftstellerkongreß in 1947 te Berlijn, schaarden de deelnemers zich unaniem achter de oproep aan alle vrede- en vrijheidslievende Duitsers ‘het besef levendig te houden van de verantwoordelijkheid  voor de schade en het lijden dat het Hitlerregiem de wereldbevolking heeft aangedaan’. Maar hoe realistisch was die oproep tot ‘nationale harmonie’ door het gezamenlijke Duitse literaire establishment ter afsluiting van een bijeenkomst waarop diezelfde schrijvers (uit Oost en West) tot op het bot verdeeld bleken over de feitelijke, politieke werkelijkheid van dat moment. En hoe illustratief is een dergelijk ethisch appèl voor de ‘afstand tussen het literaire bedrijf en het lijden’ van het Duitse volk, getraumatiseerd en opgesloten in een door een vreemde macht bezet land: te cynisch en apatisch om nog enig besef te hebben van de eigen schuld (Dagerman, 1947/89).

Wie achteraf de reportages leest van verbijsterde bezoekers, remigranten en journalisten als Hannah Arendt, Alfred Döblin, Peter Weiss of Stig Dagerman over de mentale gesteldheid en  leefomstandigheden van de Duitse ‘keldermensen’, kan zich nauwelijks voorstellen dat elders, boven de grond, door ‘andere’ Duitsers felle politiek-ideologische debatten werden gevoerd over onderwerpen als ‘die Schuldfrage’, ‘Kahlschlag’,’ Verdrängung’, ‘Vertreibung’, ’Wiederaufbau oder Neubeginn’. En dat er in een stad als Frankfurt a/M, campagne werd gevoerd voor een ‘pünktliche’ reconstructie van Goethes verwoeste geboortehuis!

Inderdaad, de Duitse denkwereld vormde in de eerste jaren na het einde van de oorlog, geenszins een ‘spiegelgladde eenheid maar was in feite bezaaid met diagonale, verticale en horizontale barsten’(Stig Dagerman, 1946/89).

Frankfurt Adersch 47 41WfM0hvpgL

Het Duitse verlangen naar Continuïteit(en)

 Een van die breuklijnen liep dwars door het naoorlogse literaire en artistieke milieu, waar de uit ballingschap teruggekomen wetenschappers, kunstenaars en schrijvers, met argwaan en incidenteel zelfs als landverraders werden bejegend. Voor deze kopstukken uit de vooroorlogse Weimar-cultuur, bleek bij thuiskomst het naoorlogs Duitsland een ‘fremdes Heimatland’ te zijn geworden, waar de noodzakelijke, radicale (politieke en culturele) doorbraak waar men zich op had voorbereid, niet zo radicaal was als ze zich hadden voorgesteld. In plaats daarvan restauratie op alle fronten. Hun kritiek gold niet enkel de terugkeer van de oude (politieke) elite en de voortvarendheid in het herstellen en vergeten (‘Schlussstrichmentalitat’) maar vooral ook de vlucht van de gegoede burgerij in een culturele roes, de, na jaren van terreur en verschrikking, immense honger naar het comfortabele , klassieke schoonheidsideaal van het‘ Goede, Ware en Schone’. Naar de wederopstanding (‘Auferstehung’) van de cultuur en het culturele leven van dat ‘andere Duitsland’: een politieke demonstratie van nationale emotie, temidden van een hels ruïnelandschap. Maar voor kritische remigranten en (buitenlandse) reizigers en journalisten als Alfred Kantorowicz, Hannah Arendt, Peter Weiss en Theodor Adorno vooral een ‘potsierlijke vlucht in provinciale geborgenheid’(Bollenbeck 2005).

Frankfurt Berlin Trummerfrauen 63bbb91bc2afe8a10270f621afav1_max_755x563_b3535db83dc50e27c1bb1392364c95a2.jpg

‘Schadenfreude’

‘De onverschilligheid waarmee de Duitse bevolking direct na de capitulatie door hun platgebombardeerde steden draafde, waarmee ze hongerde en hamsterde, het verlies van hun ambten, banen, bezit en opvattingen onderging; hoe gedwee zij zich onderwierp aan het gezag van de bezettingsautoriteiten – dat alles heeft indertijd vrijwel alle buitenlandse waarnemers verbijsterd en ontzet’(Baumgart, 2003). Zo herinnerde Reinerd Baumgart, journalist en literatuurcriticus,  zich in 2003 wat hij zelf als jongen indertijd zelf had gezien en meegemaakt. Het zijn herinneringen die duidelijk gekleurd zijn door de observaties van de in 1941 naar Amerika gevluchte (politiek)filosofe Hannah Arendt tijdens haar rondreis door de Britse bezettingszone in de laatste maanden van 1949. Herinneringen die treffend worden samengevat in het beeld van zoekende mensen die als naarstige mieren over de puinhopen krioelen, icoon van de geestelijke toestand in Duitsland tijdens de  eerste jaren na de oorlog (Gallas, 2017).

Frankfurt Hannah Arendt 1949

Die Welt des Schweigens

Maar Hannah Arendt keek niet alleen scherp als een roofdier,  maar schrok ook niet terug voor confronterende uitspraken over wat ze zag en hoorde. In haar in 1950 gepubliceerde reportage schrijft ze: ‘ Niemand reageert, overal wordt gezwegen. Het is moeilijk te zeggen of dit een teken is van een halfbewuste weigering zich over te geven aan verdriet of van onvermogen tot voelen. Temidden van al het puin sturen Duitsers elkaar pittoreske ansichtkaarten van domkerken, marktpleinen, raadhuizen en historische bruggen. En de onverschilligheid waarmee ze zich door de weggevaagde huizenblokken bewegen is evenredig aan hun onvermogen om te rouwen over hun doden en aan hun ongevoeligheid voor het lot van de vluchtelingen. Dit totale gebrek aan emoties of in ieder geval die ogenschijnlijke harteloosheid – soms verpakt in goedkoop sentiment – is nog maar het meest in het oog springend symptoom van een diep gewortelde, trotse en bij vlagen kwaadaardige weigering om de naakte feiten – datgene wat er echt heeft plaats gevonden – onder ogen te zien’ (Arendt,1950).

 Politiek concert in Berlin, 1946

In de eerste van zes onthutsende reportages die Peter Weiss in de zomer van 1947 voor een Zweeds krant schreef, deed hij verslag van het eerste symfonieconcert van de gerehabiliteerde star dirigent: Wilhelm Furtwängler in Berlin. Op het programma stond de vijfde symphonie van Ludwg van Beethoven! Het was een politieke bijeenkomst, dit keer niet in een concertzaal met nazikopstukken, maar in een geïmproviseerde bioscoop, vol met hoge officieren van de Amerikaanse, Russische, Engelse en Franse bezettingsmacht. ‘Und da sitzen die Deutschen, gespannt, hungrig, in einer grauen Eleganz. Ihre orkanachtige Ovation ist wie eine Entladung, sie ist ein Protest gegen die Entnazifizierungsmethoden, und ein Ausdruck eines überwältigenden Gefühls: wir leben noch’. We moeten, aldus Weiss, de nationalistische ondertonen van deze euforie proberen te begrijpen, willen we er iets aan kunnen doen. En dan: ‘ Hier zit de Duitse mens met heel zijn last van puin en lijden; het gerommel van zijn maag overstemt het larghetto, zijn hand grijpt in een kramp die van zijn man naast hem, en in een opwelling van troebele emoties, denkt hij: de echte overwinnaar is Duitse muziek  – die laten we  ons niet afpakken’ (Weiss 1947/ 1985)

Een van degenen die, net als Hannah Arendt, deze Duitse sentimenten al snel begreep en verwoordde, was de cultuurfilosoof/socioloog Theodor Adorno. Bij zijn terugkeer uit de USA in 1950 hoopte hij op een breuk en heroriëntering in het  naoorlogse intellectuele en culturele klimaat. Maar de notie dat cultuur in traditionele zin dood was, viel in een land dat snakte naar de ‘eeuwige waarden van de (Duitse) cultuur’ niet in goede aarde. De naoorlogse geest, aldus Adorno,  zoekt, in de roes van het (her) ontdekken, beschutting in wat geweest  en achterhaald is. Op vrijwel alle fronten zag hij een falende omgang met de cultuur die door hem werd geïnterpreteerd als een poging om de door de nationaal socialisten teweeggebrachte breuk in de (Duitse) cultuur toe te dekken en te vergeten (Adorno.1950/1973).

Keuze uit de gebruikte literatuur:

Adorno, Theodor, ‘Auferstehung der Kultur in Deutschland’, in: Frankfurter Hefte 5 (1950), 469ff.

Arendt, Hannah: ‘The Aftermath of Nazi Rule from Germany’, in: Commentary 10 (1950), 342-353 (https://jewish-history-online.net/gallas-field-report-arendt

Baumgart, Reinerd: Damals: Ein Leben in Deutschland 1929-2003, Berlin 2004

Bollenbeck, Georg: ‘Restaurationsdiskurse und die Remigranten. Zur kulturellen Lage im westlichen Nachkriegsdeutschland’, in: Fremdes Heimatland. Remigration und literarisches Leben nach 1945 (Hrsg.), Irmela von der Lücke u.a.), Göttingen 2005, 17-38

Dagerman, Stig: Duitse Herfst. Een naoorlogse reportage, Amsterdam  1947/1989

Fuchs, Anne: After the Dresden Bombing: Pathways of Memory, 1945 to the Present Basingstoke 2012

Gallas, Elisabeth: ‘Jewish cultural assets in the postwar period. Hannah Arendt’s report on the situation in Hamburg’, in: Key Documents of German-Jewish History, january 30, 2017 (https://jewish-history-online-net/article/gallas-field-report-arendt#citation)

Kuipers, Marieke: ‘Authenticiteit versus Attrappenkult?’ in: Reco.mo.mo: Reconstructie van modern erfgoed. Hoe echt is namaak, hoe dierbaar het origineel? (Seminar TUD 20/5/2011:https://www.docomomo.nl/upload/files/20110520_recomomo_web_1.pdf

Niethammer, Lutz: Deutschland Danach. Postfaschistische Gesellschaft und nationale Gedächtnis, Bonn 1999

Oswalt, Philipp: ‘Vorbild Frankfurt: Restauratieve Schizophrenie’, in: Merkur , September 2018, 832, 59-65

Voigt, Wolfgang: ‘Hier muss Hass heilig werden’: Frankfurt am Main 1945’, in: Die Zeit, 22-08-2018 https://www.zeit.de/2018/35/frankfurt-am-main-1945-altstadt-nationalsozialisten-ruinen

Weiss, Peter: ‘Sechs Reportagen aus Deutschland für Stockholms Tidningen (Juni-August 1947)’ in: Weiss, Die Besiegten, Frankfurt a/M. 1985, 123-152

Frankfurt Altstadt Kollhoff

 

 

Plaats een reactie